Versatec Energy can assist BRZO companies with all areas of compliance. Heavy industries, or companies dealing with dangerous substances (chemicals), must comply with the SEVESO Directive. These regulations are implemented in The Netherlands as the ‘BRZO’ decree. (Click on “more” for the Dutch text on BRZO.)
BRZO -PLICHT
Vergelijking verplichtingen PBZO – en VR -bedrijven
Versatec ondersteunt BRZO-bedrijven bij het voldoen aan hun BRZO-verplichtingen. Dit kan varieren van o.a. het opstellen, invoeren of herzien van het preventiebeleid, het veiligheidsbeheersysteem of het interne noodplan tot het opstellen of herzien van het gehele veiligheidsrapport.
BRZO-ondersteuning
Versatec kan bedrijven op een aantal manieren ondersteunen:
1. Het vaststellen van de BRZO-plicht (PBZO/VR).
2. Het implementeren en volledig beschrijven van alle verplichte onderdelen die in het BRZO worden vermeld: preventiebeleid, veiligheidsbeheerssysteem, interne noodplan en (bij VR-plicht) het veiligheidsrapport conform alle eisen die vermeld worden in de nieuwe Seveso (III) richtlijn.
3. Het jaarlijks doorvoeren van wijzigingen in het bestaande VR of het 5-jaarlijks actualiseren van het bestaande VR (dit houdt bijvoorbeeld ook in het voldoen aan de wijzigingen als gevolg van de nieuwe Seveso (III) richtlijn).
4. Het herzien van het preventiebeleid en het veiligheidsbeheerssysteem.
5. Het minimaal 3-jaarlijks evalueren en zonodig wijzigen van het interne noodplan.
Versatec ondersteunt bedrijven bij het voldoen aan de BRZO-verplichtingen op zo’n manier dat:
• zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van reeds aanwezige documentatie/beschrijvingen en reeds in werking zijnde systemen in het bedrijf
• nieuw op te stellen documentatie zo wordt vormgegeven dat deze:
o eenvoudig te herzien is en
o zo mogelijk ook voor andere doeleinden kan worden gebruikt
Fasen in de BRZO-ondersteuning
1. Identificatiefase (vaststelling van de (soort) BRZO-plicht): in deze fase wordt vastgesteld of er sprake is van een BRZO-plicht en indien dit zo is wordt bepaald of het gaat om de VR-plicht of slechts de PBZO-plicht. Aan de hand van de CLP indeling worden gevaarlijke stoffen geclassificeerd en getoetst aan de drempelwaarden van de nieuwe Seveso (Seveso III) richtlijn.
2. Inventarisatiefase:
a. In kaart brengen van de ontbrekende onderdelen die aanwezig dienen te zijn om aan de BRZO-plicht te voldoen.
b. In kaart brengen van de verouderde onderdelen die herzien dienen te worden om aan de BRZO-plicht te voldoen.
c. In kaart brengen van de behoefte van en de mogelijkheden in het bedrijf om verplichte BRZO-onderdelen te gebruiken ten behoeve van bepaalde bedrijfsprocessen.
d. In kaart brengen van de wensen van het bedrijf om informatie op een bepaalde wijze te presenteren.
3. Afstemmingsfase: overleg met het bevoegd gezag waarin wordt gecommuniceerd wat de resultaten van de inventarisatiefase zijn. Gewenste uitkomst: overeenstemming tussen het bedrijf en het bevoegd gezag ten aanzien van de te produceren en/of wijzigen BRZO-onderdelen en de vorm daarvan.
4. Uitvoeringsfase: opstellen en/of wijzigen van de betrokken BRZO-onderdelen overeenkomstig de afgesproken behoeften en wensen van het bedrijf en conform wat met het bevoegd gezag is overeengekomen.
5. Evaluatiefase:
a .De BRZO-producten worden gereed gemaakt – ten behoeve van beoordeling door het bevoegd gezag – nadat deze met de klant zijn besproken.
b. De BRZO-producten worden door het bevoegd gezag beoordeeld.
6. Finalisatiefase: de BRZO-producten worden definitief gemaakt naar aanleiding van de beoordeling door de overheid.
ARIE -PLICHT
Vergelijking verplichtingen van ARIE- en BRZO -bedrijven
Voor bedrijven die grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten, is het voldoen aan de eisen die de Arbowet stelt aan een algemene Risico- inventarisatie – en evaluatie (RI&E) vaak niet genoeg. Afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen, kunnen er aanvullende eisen aan deze bedrijven worden gesteld. Er zijn drie categorien bedrijven waaraan verschillende, elkaar deels overlappende, eisen worden gesteld.
1) ARIE-plichtige bedrijven (lichtste categorie)
2) PBZO -plichtige bedrijven (middencategorie)
3) VR -plichtige bedrijven (zwaarste categorie)
Installatiescenario’s
De installatiescenario’s vormen het hart van de ARIE. Aan de hand van een representatieve set van scenario’s moeten de risico’s voor de werknemers van de aanwezige gevaarlijke stoffen in de verschillende relevante installaties inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij zijn de volgende aspecten belangrijk:
– de scenario’s moeten de relevante directe oorzaken weerspiegelen
– per scenario moeten alle technische en organisatorische maatregelen zowel preventief als repressief worden vermeld, met daarbij de relatie tot het VBS
– de scenario’s dienen inschattingen te bevatten van de grootte van de kans van optreden en de effecten zowel met als zonder de vermelde technische en organisatorische maatregelen
Opstellen en herziening ARIE-documentatie
Bij de opstelling van ARIE-documenten zoekt Versatec aansluiting bij reeds bestaande bedrijfsdocumentatie zoals PBZO-documenten (inclusief beschrijvingen van het veiligheidsbeheerssysteem) en de VR-rapportage. Veel informatie in PBZO-en VR-documentatie is identiek aan de informatie die de volgens de ARIE-regeling vastgelegd moet worden. In die gevallen kan worden volstaan met een verwijzing hiernaar.
Herziening van documenten dient plaats te vinden bij wijzigingen in het beleid, het veiligheidsbeheerssysteem, de aanwezige gevaarlijke stoffen, de installaties, de aangebachte veiligheidsvoorzieningen of het interne noodplan. Elk van deze wijzigingen kan van invloed zijn op de herziening van de beschrijving van de LOC-scenario’s, van de risico’s van deze LOC-scenario’s en van de evaluatie van deze risico’s.
Fasen in de ARIE-ondersteuning
1. Identificatiefase (vaststelling van de ARIE-plicht): in deze fase wordt vastgesteld of er sprake is van een ARIE-plicht. Indien het bedrijf ARIE-plichtig is, dan wordt de betrokken overheid hiervan op de hoogte gesteld. Ook wordt onderzocht of er wellicht tevens sprake is van een BRZO-verplichting.
2. Inventarisatiefase:
a. In kaart brengen van de ontbrekende onderdelen die aanwezig dienen te zijn om aan de ARIE-plicht te voldoen.
b. In kaart brengen van de verouderde onderdelen die herzien dienen te worden om aan de ARIE-plicht te voldoen.
c. In kaart brengen van de behoefte van en de mogelijkheden in het bedrijf om de ARIE te gebruiken ten behoeve van bepaalde bedrijfsprocessen.
d. In kaart brengen van de wensen van het bedrijf om de ARIE-informatie op een bepaalde wijze te presenteren.
3. Uitvoeringsfase: opstellen en/of wijzigen van de ARIE overeenkomstig de afgesproken behoeften en wensen van het bedrijf.
4. Evaluatiefase: de ARIE wordt met de klant besproken.
5. Finalisatiefase: de ARIE wordt definitief gemaakt naar aanleiding van de evaluatie met de klant.